Werknemerspensioen: sommige inactiviteitsperioden voortaan minder gunstig behandeld
De pensioenreglementering voor werknemers wordt bij KB van 19 december 2017 aangepast om de impact van bepaalde inactiviteitsperioden op het pensioen van de werknemer te herzien. Bedoeling is om arbeid beter te belonen. Het KB treedt in werking op 1 januari 2019.
Het gaat om:
- een aanpassing van de regels voor het fictieve loon waarvoor bepaalde inactiviteitsperioden (gelijkgestelde perioden) in aanmerking genomen kunnen worden voor de berekening van het pensioenbedrag;
- een beperking van de mogelijkheden om op het einde van de loopbaan bepaalde inactiviteitsperioden nog gelijk te stellen met perioden van tewerkstelling.
1/ Fictief loon
Voor perioden van onvrijwillige werkloosheid, brugpensioen, pseudo-brugpensioen en in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, zal het pensioen niet altijd meer worden berekend op basis van het normaal fictief loon. In bepaalde gevallen hanteert men het referteloon dat als basis dient om het minimumrecht per loopbaanjaar te berekenen (enkel wanneer het referteloon lager ligt dan het normaal fictief loon).
Er worden ook gevallen toegevoegd waarin gelijkgestelde perioden slechts voor een beperkt fictief loon in aanmerking komen voor de pensioenberekening voor de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaan ten vroegste op 1 januari 2019.
Er zijn telkens uitzonderingen voorzien. Voor de perioden van onvrijwillige werkloosheid gaat het bijvoorbeeld naast de perioden in de derde vergoedingsperiode ook om de perioden tijdens welke de werknemer zich in tweede vergoedingsperiode bevindt.
2/ Gelijkstelling
De wijziging betreft een aanpassing van het KB dat de mogelijkheid beperkt om perioden van volledige werkloosheid, brugpensioen, werkloosheid met bedrijfstoeslag en pseudo-brugpensioen op het einde van de loopbaan voor de berekening van het pensioenbedrag nog gelijk te stellen met perioden van tewerkstelling.
Voor de pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2019 zullen deze inactiviteitsperioden voor de berekening van het pensioenbedrag nog slechts tot en met het 14.040ste voltijdse dagequivalent van de globale beroepsloopbaan gelijkgesteld worden.
Ook hier zijn er overgangsmaatregelen en uitzonderingen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor werknemers die zich in een meer kwetsbare positie bevinden, zoals dat het geval is voor de perioden van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van een bedrijf in herstructurering of in moeilijkheden.
Koninklijk besluitvan 19 december 2017 tot wijziging van artikel 24bis en artikel 34 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, BS 29 december 2017
Maart 2018
| 14.650,34 euro |




